“…Busstra’s zangerige composities, waarvan flarden nog weken door je hoofd blijven spoken.”
Gitarist Marnix Busstra werkte voor zijn vorige album samen met grootheden uit de New Yorkse scene. Tot zijn eigen verbazing lukte het om vibrafonist Mike Maineri te strikken voor een nummer. De samenwerking beviel zó goed, dat zij in 2006 een heel album opnamen, dat onlangs met een tour door Nederland werd gepresenteerd.
Het moet voor Busstra zijn geweest alsof een droom in vervulling ging: Maineri is iemand met een enorme staat van dienst, die met iedereen – van Buddy Rich tot Michael Brecker – heeft gespeeld heeft. Toch is het geen nederig album geworden. Alle muzikanten, ook Maineri, moeten vol aan de bak in Busstra’s zangerige composities, waarvan flarden nog weken door je hoofd blijven spoken. De leider klinkt ingetogen en beheerst, met een toon die aan Pat Metheny doet denken, maar toch vooral van hemzelf is.
Maineri blijft uiteraard Maineri: een man met een enorm gevoel voor de vibrafoon, een instrument dat in de handen van de verkeerde persoon als een stel aaneengeschakelde deurbellen klinkt, maar bespeeld door een selecte elite tot tranen roert. Het is goed te horen dat Maineri zich in dienst stelt van de muziek, al laat hij af en toe ook zijn ongekende meesterschap zien, zoals in ‘Square Brown’: uptempo en lyrisch.
Het meest memorabel zijn echter de composities. Deze doen, zeker vanwege het instrumentarium, denken aan Gary Burtons klassieker ‘Dreams So Real’, maar ook aan de Indiase traditie. Eén van de nummers, ‘Kannada’, is zelfs een aanpassing van een Indiaas kinderwijsje. Charmant is het gebruik van de beltoon van een mobiele telefoon, dwars door ‘Where Am I’ heen. Dit geeft het vervreemdende effect wat veel van de muziek kenmerkt. Deze zoekende en onderzoekende houding zorgt ervoor dat je blijft luisteren.