Hij noemt het zijn ‘handtekening’. En dan doelt gitarist Marnix Busstra op de instrumenten die hij gebruikt: akoestische gitaar en jazzgitaar naast bouzouki en electrische sitar. Ze zijn bepalend voor zijn ‘sound’. “Zeker die bouzouki”, zegt hij,. “ik ben zo blij met dat instrument, ik ben helemaal thuis op dat ding, het geeft zo’n eigen sfeer”.
Marnix Busstra was altijd al geïnteresseerd in etnische instrumenten. “Als ik in het buitenland ben, probeer ik de instrumenten van dat land uit. Ik was een keer in Hongkong en daar heb ik zo’n Chinese versie van de Japanse ‘koto’ gekocht. Een Japanse harp. Een mooi ding, met de beperking dat het alleen pentatonisch gestemd is, volgens de Chinese toonladder, dus ik kan er niet zo heel veel mee. Aan die bouzouki kom ik eigenlijk op een heel stomme manier. Ik loop in Amsterdam bij Hampe binnen (speciaalzaak in muziekinstrumenten. BJ) en daar stonden er een paar. Ik ben ze gaan proberen en ik was er meteen verliefd op. Die viersnarige, dubbelsnarige kan je heel goed gebruiken, al doe ik dat in een andere stemming dan het origineel: in een vrij open kwint-stemming, waardoor je meer een Indiaas gevoel krijgt qua klank. Op de dubbele vijfsnarige bouzouki kan ik niet spelen, daarmee zit je ook te sterk te gebonden aan het idioom van de Ierse volksmuziek, die de van oorsporng Griekse bouzouki geadopteerd heeft. Die sitar is een ander verhaal. Zo’n vijftien jaar geleden heb ik me een tijdlang zwaar in de Indiase muziek verdiept. Les gehad, op een echte sitar gespeeld. Maar dat hield ik niet vol. Dat is zo’n zwaar instrument, dat moet je dag in dag uit spelen. En heftig eelt kweken op je vingers, want door die scherpe snaren, en het ‘benden’ wat ze ermee doen, snijdt-ie dwars door je vingers. Maar ik was wel erg verliefd op de klank, dus heb ik zelf een electrische sitar laten maken bij een gitaarbouwer in Duitsland”.
Jazz Impuls
Voor Marnix Busstra wordt 2008 een zeer druk jaar. Hij speelt met zijn band Buzz Bros een serie dubbelconcerten voor Jazz Impuls. Voor de pauze zijn band voor het puur instrumentale gedeelte (‘The same new story’), na de pauze met zang van Berget Lewis ( ‘Soul & Jazz sister’). “Ze is niet een klassieke jazz-zangeres, ze heeft een gospel-achtergrond en kan geweldig uitpakken, met een heel warme soul-stem. Ik ben echt een fan van haar. Ze heeft in de Gospel Train gezongen, in het achtergrondkoortje van Total Touch en is langzamerhand bezig uit de schaduw te komen. We spelen met haar een paar ‘standards’ en eigen stukken. Een uitdaging”. Marnix Busstra had al eerder met haar samengewerkt, voor een show van Karin Bloemen, zijn echtgenote. “Daarin zong Berget iets volkomen tegengestelds aan gospel. Namelijk het bekende ‘Flappie’van Youp van ’t Hek. Maar wel in een grote gospeljurk en met die donkere stem. Ik kan ‘t onzettend waarderen als mensen open staan en zoiets durven te doen”.
Daarmee staan we meteen in die andere wereld van Marnix Busstra: zijn werk als theaterregisseur en componist van de shows van La Bloemen. Al nuanceert hij de verschillen: “Het zijn niet helemaal twee verschillende werelden. Bij zo’n show komt heel veel kijken en dat is erg intensief werk. Als ik voor de Buzz Brothers nieuwe muziek schrijf is dat ook een intense periode, al ga je met een band niet weken achter elkaar repeteren. Integendeel, het moet spontaan blijven. Maar in de muziek die ik voor Karin schrijf horen mensen toch ook mijn handtekening. Ik kan niet opeens heel erg ‘cabaretesk’ of heel ‘erg pop’ schrijven. Al ben je wel meer gebonden aan de beperkingen. In die zin is het wel een omschakeling. Het gaat bij haar om teksten. En dat is iets fascinerends, het verschil tussen muziek mét of zónder tekst. Als je in instrumentale muziek een noot lang herhaalt, kan dat erg saai worden. Met tekst kan je meer met toonsherhalingen werken, om de woorden meer ruimte te geven. Ga je teveel springen als componist – en die neiging had ik in het begin nog wel ‘ns – dan wordt ‘t ontzettend onrustig. Het is een uitdaging om die goeie balans te vinden”.
Zorgelijk vaarwater
Het grootste verschil tussen de wereld van de jazz en het cabaret ligt toch vooral in de publieke aandacht en ontvangst, vindt hij. “Dat is wel eens bizar. Daarin zijn het twee totáál gescheiden werelden. Het gemak waarmee Karin een zaal vol krijgt, heeft niets te maken met het chronisch zorgelijke vaarwater van de jazz. De aandacht daarvoor is zo marginaal, dat is wel eens frustrerend”. Niet dat hij de jazz daarom zou laten schieten. Verre van dat. “Uiteindelijk maakt het me niet uit of je met jazz nu zo succesvol bent of niet. Het gaat om wat je graag doet, het gaat om het maken van mooie dingen. Dat je werk met Karin door veel mensen wordt gezien is een hele leuke bijkomstigheid en een ‘kick’. Maar het is niet waarom je het in eerste instantie doet. Dat zijn die mooie dingen. En die hebben Karin en ik samen ook gemaakt, denk ik”.
Eén van Marnix Busstra’s mooie dingen op jazzgebied was zijn samenwerking met de New Yorkse vibrafonist Mike (‘Steps ahead’) Manieri. Toen met Busstra’s inmiddels niet meer bestaande fusion band ‘Second vision’. “We hadden nog steeds contact via de e-mail en toen kwam van Mike het voorstel om nog eens iets samen te doen, in een meer akoestische zetting. Waarin hij niet, zoals toen, gastsolist zou zijn, maar echt onderdeel van de band. Hij is een fantastische, relaxte man. Heerlijk om mee samen te werken. Ik heb een mooie, intieme bezetting gevonden. Met Eric van der Westen (bas) en Pieter Bast (drums). Er is inmiddels een cd-opname gemaakt en die komt najaar 2008 uit op het label van Jazz Impuls, titel ’12 pieces’. Dan maken we ook een tournee”.
Die opname markeert een belangrijk moment in zijn werk, benadrukt Marnix Busstra. “Ik denk dat dit het meest persoonlijke is dat ik tot nog toe heb gemaakt. Dit is waar ik nu voor stá, waar ik gekomen ben in de muziek, het gevoel van: Dít Ben Ik”.
We proberen zijn zeer eigen benadering op de gitaar te omschrijven. Je hoort John Scofield doorklinken, maar dan melodieuzer, er zijn sporen van Pat Metheny. “Daar heb je wel meteen mijn belangrijkste inspirators”, beaamt Busstra grif. “Ik heb er lang over gedaan om van Scofield af te komen. Zoals elke pianist jaren probeert om van Herbie Hancock af te komen, heeft elke gitarist dat met Scofield. Dat is zo fantastisch wat die man heeft neergezet, zo krachtig, zo’n eigen taal. John Abercrombie, ook zo’n inspiratiebron. Niet zozeer om hoe hij improviseert, als wel qua sfeer en muzikale context. Ik koester de illusie dat ik vanuit die dingen langzamerhand een eigen verhaal heb kunnen maken”.